mijn ouders lagen lachend
toen mijn kaak kennis maakte met de stoep, gelukkig
was mijn fonkelnieuwe fiets ongedeerd. Als tienjarige verwacht je toch
iets anders en mijn vriendjes wisten met hun houding ook geen raad 

1977.  Punker en vijftien. Op naar vrijstad Amsterdam, waar alles kon
bespuugd, beschimpt, uitgescholden en gestompt als een paria, mijn wereldbeeld uiteengereten
provinciedenken zat diep verankerd
in hoofdstedelijke hoofden

bijna lag een vaderloze toekomst voor me in het verschiet
toen de doos met munitie niet zachtzinnig op mijn kruis belandde
we lagen in het veld, uitgeteld na een eindeloze exercitie
het was dertig graden en ik telde twintig jaren

de dood kwam in de vorm van een dier mijn leven binnen
Ienemienie was achtien en ik was veertig. De knuffelkater was niet meer
zijn traannatte vacht was voor het laatst mijn kussen

de Elzas is pittoresque met zijn vakwerkhuisjes als miniatuurspoorbaanstadjes
geplant tussen ranken riesling en pinot blanc
Colmar, Ribeauville en Riquewihr waren het doel van mijn tweewielertocht
ik bad tot de Heer voor de struik
die brak mijn val na een bochtig parcours
was iets te stoer…

nu telt mijn ziel zestig jaar en ik staar
naar het scherm
gevaarloze munitie die hoofden
moet beroeren